Auteur Topic: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze  (gelezen 29989 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Hififreak

  • Gast
Re:Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #45 Gepost op: 9 februari 2012, 07:19:34 »
Daar zou ik me geen zorgen over maken.

SnAkeZ

  • ****
  • Berichten: 540
Re:Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #46 Gepost op: 9 februari 2012, 19:02:43 »
5300 euro, had ik t maar had ik een geheel nieuwe set aangeschaft

Bloom

  • *****
  • Berichten: 2544
  • Bloom's music blooms!
    • Mijn set
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #47 Gepost op: 2 maart 2015, 17:16:30 »
Er is een vrij ingewikkelde formule waarmee je kunt berekenen wat het maximaal continu vereiste vermogen is als je de vier parameters hierboven vermeld opgeeft.

P = 8/Z∙10(L-S+20∙log D)/10

met
Z = minimumimpedantie van de luidspreker in Ω (Ohm)
S = gevoeligheid luidspreker in dB / 2,83 V / 1 m
D = luisterafstand in m
L = gewenste geluidsdruk op luisterafstand in dB
dan geeft
P = het vereist vermogen in W

(...) Je kunt ook deze spreadsheet invullen.
Helaas is die link niet meer bruikbaar. Weet iemand een systeem om binaire bestanden zoals spreadsheets permanent beschikbaar te stellen en niet slechts tijdelijk? Ik kon zo gauw niets vinden.
Ondertussen kan de spreadsheet hier (<link!) gedownload worden.

erikjan

  • *****
  • Berichten: 4088
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #48 Gepost op: 2 maart 2015, 17:34:34 »
Ik wil hem wel op mijn website hosten. Dat is een nogal permanente oplossing. :)
“What're quantum mechanics?"
"I don't know. People who repair quantums, I suppose.”
― Terry Pratchett, Eric

Bloom

  • *****
  • Berichten: 2544
  • Bloom's music blooms!
    • Mijn set
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #49 Gepost op: 2 maart 2015, 18:24:35 »
Okee, bedankt! Permanente oplossing voor de spreadsheet (<klik!).

Ad58

  • ***
  • Berichten: 466
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #50 Gepost op: 2 maart 2015, 18:54:15 »
Heeeej :yeah: :yeah:, hij doet het

Bloom

  • *****
  • Berichten: 2544
  • Bloom's music blooms!
    • Mijn set
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #51 Gepost op: 14 december 2017, 12:04:25 »
HOE KIES JE EEN VERSTERKER?
 
  • Bepaal welk vermogen je minimaal nodig hebt en elimineer alle toestellen die daaraan niet voldoen.
  • Een versterker hoort een zeer lage vervorming te hebben en een groot frequentiebereik op dat maximumvermogen, plus de laagste impedantie van je luidsprekers te ondersteunen. Uiteraard mag er geen enkel stoorgeluid (ruis, brom, ...) te horen zijn, ook met het volume op maximum gedraaid. En als je luidsprekers grote impedantiewisselingen of faseverdraaiingen veroorzaken, moet je versterker dat ook ondersteunen. Versterkers die hieraan niet voldoen elimineer je.
  • Haal alle overblijvende versterkers die je bevallen in huis en beluister ze. Kies er dan de meest muzikale uit. Muzikaliteit is niet in cijfers te gieten en hangt af van je smaak.   
Welke versterkervermogen je nodig hebt, hangt af van je luidsprekers en je luisterruimte.

Luidsprekers hebben een aantal specificaties. De fabrikant geeft deze op op de website of in een document. Voor de berekening van het versterkervermogen heb je alvast twee gegevens nodig uit die luidsprekerspecificaties: de gevoeligheid en de minimumimpedantie.
De gevoeligheid is de geluidsdruk die de luidspreker produceert met 2,83 V (of 1 Watt bij 8 Ohm) op zijn ingang en gemeten op 1 m afstand. Een B&W 683 vloerstaander heeft bijvoorbeeld een opgegeven gevoeligheid van 90 dB bij een ingangssignaal van 2,83 V en 1 m afstand.
De minimumimpedantie is de laagste wisselstroomweerstand die voorkomt bij een bepaalde frequentie. Dat gegeven kan even zoeken zijn, want veel luidsprekerfabrikanten geven een gemiddelde impedantie op en verder niks. Zoals je wellicht weet kun je perfect verdrinken in water van gemiddeld één meter diep. We moeten dus echt de minimumimpedantie weten. Bij de eerder genoemde B&W 683 is dat 4 Ohm. Als de fabrikant niks opgeeft en je kunt het ook nergens anders vinden, neem dan voor de veiligheid de helft van de gemiddelde impedantie als minimum.

Hoe groter de luisterruimte, hoe meer vermogen je gaat nodig hebben. Dat spreekt vanzelf. Voor de berekening van het versterkervermogen hebben we maar twee parameters nodig: de luisterafstand en de gewenste geluidsdruk op die afstand.
De meeste mensen luisteren op ca 2 tot 4 meter afstand van de luidsprekers. Grotere afstanden zijn natuurlijk ook mogelijk. Vergeet niet dat je best een gelijkzijdige driehoek maakt met de luidsprekers en je luisterplaats voor het beste stereobeeld!

Er is een vrij ingewikkelde formule waarmee je kunt berekenen wat het maximaal continu vereiste vermogen is als je de vier parameters hierboven vermeld opgeeft.

P = 8/Z∙10(L-S+20∙log D)/10

met
Z = minimumimpedantie van de luidspreker in Ω (Ohm)
S = gevoeligheid luidspreker in dB / 2,83 V / 1 m
D = luisterafstand in m
L = gewenste geluidsdruk op luisterafstand in dB
dan geeft
P = het vereist vermogen in W

De formule leggen we verderop in detail uit. Je kunt ook deze spreadsheet invullen.

Welke geluidsdruk moet je hebben?
 
We proberen een begroting van vermogen te maken, dus meer dan we eigenlijk nodig hebben. Versterkers hebben een piekvermogen dat meestal het dubbel van het continuvermogen is. Dat piekvermogen kan echter vaak maar enkele seconden volgehouden worden. Wat als een piek langer duurt? We pikken even een term uit de klassieke muziek en noemen een piek die meerdere seconden tot meerdere minuten kan aanhouden een crescendo. Klassieke muziek (en ook soundtracks van films) kan langdurige stille passages hebben en dan plots uitbarsten in zo'n crescendo. Als je het volume gekozen had om die stille passages goed te kunnen horen, zou je wel eens onaangenaam verrast kunnen worden door zo'n crescendo. Onder meer omdat je versterker dan gaat vervormen als hij het niet aankan. Bij metingen die verschillende mensen (waaronder ikzelf) uitgevoerd hebben blijkt, dat bij vrij luid spelen je al gauw boven de 80 dB(C) gemiddelde geluidsdruk zit. Bij muziek met veel dynamiek maten we crescendo's van wel 102 tot 103 dB(C) op de luisterplaats. Om nog wat marge te hebben ronden we dat af naar 105 dB(C). Dat is dus zeker niet iets waar we voortdurend naar gaan luisteren (dat zou tot gehoorbeschadiging leiden!), maar het kan wel voorkomen in een duur van ettelijke seconden tot ruim een minuut. Voor zoiets kun je dus niet vertrouwen op het piekvermogen van je versterker, vermits die dat hooguit maar een paar seconden kan volhouden. In die crescendometing van 105 dB(C) op de luisterplaats zit de bijdrage van de tweede luidspreker in een stereosysteem (dat voegt 3 dB toe) en ook de bijdrage van de kamerakoestiek (nog eens 3 dB toevoegen). Die twee bijdragen moeten we er nu voor onze berekening van af trekken, want voor deze 6 dB moeten we immers geen vermogen leveren. Als het om muziek gaat die geen sterk geprononceerd centrum heeft (klassieke muziek zonder solist, instrumentale muziek, jazz met wisselende solisten, noem maar op) dan valt de bijdrage van die tweede luidspreker af en moet je geen 6 maar slechts 3 dB aftrekken. Voor deze berekening doen we het wel, maar afhankelijk van je muziekkeuze kun je 3 dB extra in rekening brengen. Let wel: dit verdubbelt het benodigde vermogen!
 
Dus 105 - 3 -3 = 99 dB. Dit getal vul je best in in de tabel of de formule voor 'gewenste geluidsdruk' om de net genoemde redenen. Daar luisteren we zeker niet langdurig naar, maar onze versterker moet die crescendo's van 99 dB(C) wel aankunnen. Dan zal hij ons niet teleurstellen met zijn vermogen. Als je nooit aan dat soort volume komt en nooit een feestje bouwt waarop je versterker en luidsprekers moeten spelen, kun je hier ook 94 of 95 dB(C) kiezen. Als je echt zeker wil zijn, neem dan 99 dB. Ga zeker niet lager dan 94 dB, want daaronder stijgt de kans steeds meer dat je die geluidsdruk vaker en langduriger zult tegenkomen.
 
Hou ook in gedachten dat we immers niet proberen te berekenen hoeveel vermogen we exact nodig zullen hebben. We maken een begroting voor het vermogen en dat zal dus hoger uitkomen dan wat we ooit nodig hopen te hebben. Het advies blijft dus om zoveel mogelijk 99 dB in te vullen als gewenste geluidsdruk voor de berekening van het versterkervermogen.
 
Naar welke versterker moet je nu zoeken?

Als je weet hoeveel vermogen vereist is in de minimumimpedantie van de luidspreker, dan krijg je met de formule of de tabel een getal terug dat niet altijd netjes overeenkomt met een versterkervermogenspecificati e. Zo zul je bijvoorbeeld zien dat je voor een B&W 685 en 99 dB op 3 m afstand maximaal 247 W in 3,7 Ω nodig hebt. Rond dat naar boven af naar het eerstvolgend op de markt beschikbaar versterkervermogen. Dat zou 250 W in 4 Ω zijn. Versterkervermogens worden echter vaak geadverteerd in 8 Ω. Je moet minstens het vermogen in de minimumimpedantie halen, dan heb je genoeg ongeacht wat de versterkerfabrikant bij 8 Ω opgeeft. Voor een versterker van 250 W in 4 Ω zou een vermogen tussen 125 en 150 W in 8 Ω opgegeven kunnen staan. Als er 125 W in 8 Ω en 250 W in 4 Ω staat, is de versterker een zogenaamde verdubbelaar. Die hebben de beste voedingen aan boord. Maar een versterker die niet verdubbelt is ook prima hoor, zolang hij maar het vereiste vermogen in de minimumimpedantie van de luidspreker kan leveren. Genoeg vermogen is genoeg vermogen, ongeacht hoe de versterker dat bereikt. Als je luidsprekers hebt die tijdens hun werking allerlei fasedraaiingen vereisen (zoals elektrostaten), moet je versterker dit natuurlijk ook aankunnen. De meeste versterkerfabrikanten vermelden dit niet, dus kijk je best of andere mensen succes gehad hebben met jouw soort luidsprekers op de versterkers die je interesseren en die genoeg vermogen hebben. Van de versterkers die nu overblijven, onderzoek je de specificaties. Als iets onduidelijk is, contacteer dan de importeur of desnoods de fabrikant zelf. Geldt het frequentiebereik van de versterker voor heel weinig tot het maximum vermogen? Geldt het opgegeven vervormingscijfer ook voor het hele frequentiebereik en op alle vermogens tot maximum? Is dat vervormingscijfer dan kleiner dan één tiende procent? Is het frequentiebereik minstens van 2 Hz tot 50 kHz (eventueel met lichte afwijkingen, hooguit ± 3 dB, hoe minder hoe beter)? Elimineer alle versterkers die niet hieraan voldoen. Eentje die 20 Hz tot 20 kHz ± 3 dB doet, is echt niet meer van deze tijd! Van de versterkers die nu overblijven, probeer je elk toestel in huis te halen zodat je het kunt beoordelen. Als een versterker stoorgeluiden blijkt te produceren (brom of ruis), vraag dan meteen een ander. Krijg je er geen of doet de tweede hetzelfde, elimineer hem. Beluister de aldus overblijvende versterkers op je gemak in je eigen luisterruimte en met je eigen favoriete muziek en kies degene die je het meest bevalt qua klank en qua uiterlijk. Luister of de versterker op zeer lage volumes alles correct weergeeft zonder enige storing en luister of hij dat ook kan als je zeer luid speelt.
 
Kan het ook met minder?
 
Als je zoekt naar een versterker die het berekende vermogen kan leveren in de minimumimpedantie van de luidspreker, bijvoorbeeld 250W in 4 Ω voor een B&W 685 of minstens 150 W in 4 Ω voor een B&W 683 of 684, dan lijkt dat soms hoog. En duur. Een versterker die minder dan dit biedt, zou je kunnen teleurstellen. Niet als je altijd heel zacht speelt, maar wel als het volume flink omhoog gaat. Wat versterkers betreft, koop je beter een te krachtige versterker dan een die ondermaats is. Die ondermaatse kan, als hij gaat clippen, je luidsprekers kapot spelen. Met een te krachtige versterker zal je dat nooit overkomen.
Niet alle luidsprekers hebben honderden Watts nodig. Hoogrendemente luidsprekers komen met weinig toe. Een Klipsch Palladium p-37f, bijvoorbeeld, heeft een gevoeligheid van 96 dB / 2,83 V / 1 m, een gemiddelde impedantie van 4 Ω en een minimumimpedantie van 2 Ω. Dat vereist slechts 38 W in 4 Ω en 76 W in 2 Ω om 99 dB op 3 m afstand te halen. Een versterker van 25 W in 8 Ω, 50 W in 4 Ω en 100 W in 2 Ω stuurt deze luidsprekers dus perfect aan. Let wel: die 100 W in 2 Ω is het belangrijkste! Een gewone goedkope versterker van 30 of 40 W zou dus niet goed presteren met zo'n Klipsch!
 
Waarom is die minimumimpedantie zo belangrijk?
 
Dat is de laagste wisselstroomweerstand die je luidsprekers aan de versterker zullen presenteren. Die zal van de versterker het meeste stroom vragen. Die minimumimpedantie kan bij slechts één frequentie voorkomen (meestal een basfrequentie), maar het kunnen er ook meerdere zijn. En deze frequentie hoeft ook niet superlaag te zijn. Er zijn genoeg luidsprekers op de markt die hun minimumimpedantie bereiken ergens tussen 60 en 80 Hz (en dat komt heel erg vaak voor in muziek). Er kunnen daarnaast meerdere punten in de frequentiecurve voorkomen waarop de impedantie dat minimum benadert. Om zeker te zijn dat je versterker deze impedantiewisselingen perfect kan volgen, moet hij die laagste impedanties van je luidspreker goed en met marge kunnen ondersteunen. Als de fabrikant opgeeft hoeveel Watt de versterker kan produceren in een impedantie in de buurt van dat minimum van je luidsprekers, heb je een gegeven waarmee je verder kunt. Als de versterkerfabrikant niets opgeeft (hij geeft bijvoorbeeld een aantal W in 4 Ω op, maar niets onder 4 Ω terwijl je luidsprekers zakken tot of onder 2 Ω), dan is het een gok. Als de versterker een royale voeding heeft en dus zwaar is, zal de kans groter zijn dat hij dit toch aankan. Om zeker te zijn moet je het dan gewoon uitproberen. Een zogenaamde verdubbelaar (een versterker die in 4 Ω exact het dubbel vermogen kan leveren van wat opgegeven staat voor 8 Ω) heeft de beste voeding en, zeker als die ook nog zwaar is, de grootste kans om een ruime marge onder 4 Ω aan te kunnen. De beste versterkers hebben een vermogensspecificatie in 8 Ω, het dubbel daarvan in 4 Ω, nog eens het dubbel daarvan in 2 Ω en de allerbeste doen dan nog eens het dubbel in 1 Ω. Daarmee kun je dan zowat alles aansturen!
 
Hoe zit het met stroomsterkte (Ampères)?
 
Een versterker die veel vermogen in de lagere impedanties kan leveren, biedt noodzakelijkerwijze een grote stroomsterkte aan. Een merk dat reclame maakt met Ampères moet er ook bij vermelden aan welke maximumspanning die maximumstroom geleverd kan worden: dan pas weet je welk het vermogen is dat geleverd kan worden en in welke impedantie. Of ze moeten vermelden bij welke minimumimpedantie dat maximumvermogen geleverd kan worden. Ook dan heb je alle benodigde informatie. Als een versterkerbouwer zegt dat een bepaald model in staat is 35 A af te leveren, dan weet je niet veel. Theoretisch komt dat overeen met 1200 W in 1 Ω, maar deze uitgangsstroomsterkte werd bijvoorbeeld opgegeven voor een Harman Kardon Signature 1.5 eindversterker (2x200W/8Ω en 2x325W/4Ω, maar niets opgegeven voor lagere impedanties). Dan is die 35 A dus nietszeggend want voor de opgegeven vermogens kom je daar nooit aan (respectievelijk 5 en 9 A). Je zou dus denken dat die 35 A betekent dat de Harman Kardon behoorlijk wat reserve aan boord heeft voor lagere impedanties. Maar ik heb er zelf eens een 1 Ω belasting aan gehangen en toen vloog hij in beveiliging. Die 35 A kan dus alleen slaan op het piekvermogen. Maar bij 4 Ω zouden we dan aan 4.900 W zitten! Dat kan dus ook niet kloppen. De specificatie van Harman Kardon is dus nietszeggend en dient dus met grote waarschijnlijkheid alleen voor de marketing. De fabrikant moet er echt bij zeggen dat de opgegeven stroomsterkte geldt voor elke impedantie tot vrijwel kortsluiting, dan is dat een heel ander paar mouwen. Zo'n versterker willen we dan zeker hebben.
Als een andere versterkerbouwer zegt dat zijn versterker 1200 W in 1 Ω kan leveren, dan weet je vanaf het begin wel meer. 1200 W in 1 Ω betekent immers, vermits P = I²∙R en I = √(P/R) dat dat zo'n 34,6 A vereist (en ook zo'n 34,6 V).
Stroomsterkte en vermogen hangen dus samen.
 
Hoe zit het met buizenversterkers? Die geven in elke impedantie hetzelfde vermogen op!
 
Een buizenversterker van 50 W is evenwaardig aan een transistorversterker van 50 W als er in beide gevallen een keurige 8 Ω belasting aangehangen wordt. Als de aangesloten belasting gaat dalen, dan zorgt de uitgangstrafo van de buizenversterker ervoor dat die lagere belasting nog steeds keurig gevoed kan worden. Bij een transistorversterker moet de voeding genoeg vermogen in de eindtrappen kunnen leveren voor die lagere belastingen en als die voeding niet sterk genoeg is, klapt de weergave ineen. Dat laatste is vaak inderdaad het geval en heus niet alleen bij de goedkoopste versterkers.
Merk wel op dat zo'n buizenversterker van 2x 50 W vele malen duurder is dan vrijwel eender welke transistorversterker van 2x 50 W. Als je een transistorversterker van dezelfde prijs als die buizenversterker neemt, vind je er ook wel een die de lagere impedanties keurig aankan hoor.
 
Het Amerikaanse versterkermerk McIntosh maakt transistorversterkers met een uitgangstrafo net voor de luidsprekeraansluitingen. Daardoor geeft dat merk, net als bij een buizenversterker, in elke impedantie hetzelfde vermogen op. Ook hier moet je dus gewoon letten of het opgegeven vermogen zou volstaan in de minimumimpedantie van de luidspreker. In het geval van McIntosh zul je zo'n versterker beslist moeten uitproberen om te weten of hij het effectief goed doet met je luidsprekers. Het is bijna onmogelijk om dat aan de weet te komen puur op basis van de vermogensspecificaties van McIntosh omdat ze meestal erg karig daarmee zijn.
 
Hoe zit die formule nu ineen?
 
We vertrekken van de door de fabrikant opgegeven luidsprekergevoeligheid. Die definieert welke geluidsdruk de luidspreker genereert op 1 m afstand als je 2,83 V aan de ingang zou invoeren. Dat komt overeen met 1 W voor een 8 Ω-luidspreker en 2 W voor een 4 Ω-luidspreker. We veronderstellen voor de formule en de berekening 8 Ω en 1 W voor de gevoeligheid en corrigeren dat later voor de juiste impedantie. De formule berekent dan welke vermogensstijging je nodig zou hebben voor de gewenste geluidsdruk op de luisterafstand ten opzichte van die opgegeven luidsprekergevoeligheid. Eigenlijk berekent de formule welke de vereiste geluidsdrukcompensatie vanaf de luidsprekergevoeligheid op 1 m en die zetten we dan om naar een vereist vermogen.
 
P = 8/Z∙10(L-S+20∙log D)/10
 
Uiteraard speelt hier de gewenste geluidsdruk een belangrijke rol. We berekenen eerst het verschil in geluidsdruk tussen gewenst en geleverd op 1 W op 1 m afstand. Dat verschil geeft dus aan hoeveel meer (of minder) geluidsdruk vereist is om dat verschil te compenseren. Vandaar L-S: gewenste geluidsdruk - opgegeven geluidsdruk bij 1 W en 1 m. Als we 99 dB wensen maar 88 dB gevoeligheid opgegeven is, moeten we dus compenseren voor 11 dB geluidsdrukstijging op 1 m.
Daarnaast speelt uiteraard ook de luisterafstand een cruciale rol. Als we ons verder verwijderen dan de opgeven afstand van 1 m, moeten we ook voor die afstand compenseren. We weten dat de geluidsdruk invers proportioneel is met de afstand: p ~ 1/r. We weten dus dat een verdubbeling van de afstand een geluidsdrukvermindering van ca. 6 dB tot gevolg heeft.
De geluidsdrukdaling voor een afstand van D meter is 20∙log D. Als de afstand verdubbelt ten opzichte van de oorspronkelijke 1 m, krijg je dus een geluidsdrukdaling van 20∙log 2 = 6,02 dB. Verdubbelt de afstand nogmaals, krijg je een daling van 12,04 dB (20∙log 4). Bijgevolg wordt de totale geluidsdrukcompensatie: gewenst - opgegeven + afstandsbepaald of L-S+20∙log D.
 
Voor 99 dB gewenst, 88 dB luidsprekergevoeligheid en 2,4 meter afstand is dat dus 99 - 88 + 20 ∙ log 2,4 = 18,6 dB meer geluidsdruk dan het origineel opgegeven door de luidsprekerfabrikant! Om dat om te rekenen naar vermogen in Watt gebruiken we 10p/10, waarbij p de geluidsdrukcompensatie in dB is. Voor die 18,6 dB extra ten opzichte van de 1 W die de luidsprekerfabrikant in zijn gevoeligheidsspecificatie opgeeft, heb je dus 1018,6/10 of 72,44 W extra nodig.
 
Vermits dit het verschil ten opzichte van de 1 W in 8 Ω van de oorspronkelijke luidsprekergevoeligheid opgeeft, is de vermogensstijging van 72,44 W uiteraard ook alleen geldig voor 8 Ω. Wil je weten welk vermogen je nodig hebt in een andere impedantie (zoals de gemiddelde of de minimumimpedantie Z van de luidspreker), dan moet P1 = U²/8 en P2 = U²/Z dus P2 = 8/Z∙P1. Een vermogen van 72,44 W in 8 Ω wordt dus geheel volgens deze natuurkundige wetten 193,18 W in 3 Ω. Dat ronden we dan af naar praktische versterkervermogens van 80 W in 8 Ω en 160 W in 4 Ω (en de versterker moet dan een ruime marge onder 4 Ω hebben).
 
Dat was het!

Bloom

  • *****
  • Berichten: 2544
  • Bloom's music blooms!
    • Mijn set
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #52 Gepost op: 14 december 2017, 12:05:04 »
Dit is de meest recente versie van de tekst, met een werkende link naar de spreadsheet. Ik kan helaas het allereerste bericht niet meer aanpassen, dus dan maar opnieuw.

PeterD

  • **
  • Berichten: 107
    • Het weer en zo - IJsselstein
Re: Versterkerkeuze op wetenschappelijke wijze
« Reactie #53 Gepost op: 14 december 2017, 16:37:29 »
Kan ik wel waarderen, zulke uitgebreide posts met inhoud.

 :idol:
AV Receiver:   Marantz SR6007
TV:         Samsung UE50JU6870
Blue-Ray:      Sharp BD-HP22S
Platenspeler:   Technics SL-Q2 / AT95E
Luidsprekers:   Tannoy  (o.b.v. Tannoy 637)
Surround:      Mission 700
Center:      Infinity Alpha
Set-top box:   VuPlus Duo
Streaming:   ApplTV IV / iPad Air / Spotify Premium