Lot (persoon)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lots vlucht uit Sodom, door Raffaello Sanzio
Lot en zijn dochters, door Hendrik Goltzius, 1616

Lot (Hebreeuws: לוט) is een figuur in de Tenach, de Bijbel en de Koran (Lut), wiens verhaal wordt verteld in het boek Genesis en verschillende soera's. Lot was een neef van Abram (later Abraham geheten), de zoon van Abrams broer Haran.

Abram en Lot trokken weg uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het land Kanaän. Vanwege een hongersnood weken zij gedurende enige tijd uit naar Egypte. Beiden beschikten over grote rijkdommen en veel vee. Er ontstond onenigheid tussen de beide mannen over het gebruik van het land en zij besloten uit elkaar te gaan. Lot kreeg van Abram de eerste keus en koos voor de vruchtbare vlakte van de Jordaan.[1]

Lot in Sodom[bewerken | brontekst bewerken]

In Genesis 14 wordt verhaald hoe Lot tijdens oorlogshandelingen in zijn woonplaats Sodom gevangen werd genomen, waarop hij bevrijd werd door Abram.

Genesis 19 beschrijft hoe Lot in Sodom werd bezocht door twee mannen, die worden omschreven als engelen. Hij nodigde hen uit bij hem te overnachten. Toen de mannelijke inwoners van Sodom hiervan hoorden, vroegen zij Lot de mannen aan hen uit te leveren, met de kennelijke bedoeling hen tot seks te dwingen. Lot weigerde en bood hen zijn beide dochters aan in plaats van zijn gasten. Hier gingen de mannen van Sodom niet op in en probeerden het huis van Lot met geweld binnen te dringen. De engelen sloegen de belagers echter met blindheid. Zij adviseerden Lot om met zijn familie de stad te verlaten, omdat God de stad vanwege de slechtheid van haar inwoners zou verwoesten. Lot probeerde nog zijn aanstaande schoonzoons van de ernst van de situatie te overtuigen, maar dezen hadden er geen oren naar en lachten hem uit. Toen Lot begon te twijfelen pakten de engelen hem, zijn vrouw en beide dochters bij de hand, en dwongen hen zo direct uit de stad te vertrekken. Toen zij Lot en zijn gezin uit de stad hadden geleid en hen achterlieten, drukten zij hen op het hart tijdens hun vlucht niet achterom te kijken. De vrouw van Lot (haar naam wordt niet genoemd) kon aan haar nieuwsgierigheid echter geen weerstand bieden en keek toch om. Hierop veranderde zij in een zoutzuil.[2]

De incest met Lot[bewerken | brontekst bewerken]

Met zijn twee dochters (wier namen evenmin worden genoemd) woonde Lot in een grot nabij het stadje Zoar. De dochters waren kinderloos en hadden geen man. Daarom besloten zij hun vader dronken te voeren en hem te gebruiken als zaaddonor; dit was dus incest.[3] Beiden werden hierop zwanger en baarden een zoon. De zoon van de oudste dochter heette Moab, de stamvader van de Moabieten. De jongste dochter noemde haar zoon Ben-ammi; hij werd de stamvader van de Ammonieten.

Overige vermeldingen van Lot in de Bijbel[bewerken | brontekst bewerken]

Lot wordt in de Bijbel ook genoemd in:

Stamboom[bewerken | brontekst bewerken]

 
 
 
 
Terach
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Abraham
 
Nachor
 
Haran
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Milka
 
Jiska
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Lot
 
?
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
?
 
 
 
?
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Moab
 
 
 
Ben-Ammi

Lot in de islam[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Lut voor het hoofdartikel over dit onderwerp.